Ze nemen de wijk over vroeg in de ochtend. Als de bemiddelde huiseigenaren al een tijdje met hun SUVs in de file staan, rijden zij met hun afgetrapte en gebutste pick-up trucks de straat in. Op weg naar de tuinen die ze moeten onderhouden, wat heus geen makkelijke klus is in dit deel van Californië, waar het al jaren niet meer echt goed geregend heeft.

Ze doen hun werk in stilte, gekleed in een uniform waar waarschijnlijk nooit een afspraak over gemaakt is: t-shirts met lange mouwen, strooien hoeden en petten op het hoofd en workerboots aan de voeten. Het weinige gras dat nog over is, wordt gemaaid. Heggen gesnoeid, rozen bewaterd. Tegen het einde van de middag trekken ze de wijk uit. Is het weer doodstil op straat, alsof ze er nooit geweest zijn.

Hier, in een typische suburb van het rijke Santa Barbara dat ten noorden van Los Angeles ligt, werken de Mexicanen die presidentskandidaat Donald Trump zo graag wegzet als criminelen, gelukszoekers, als verkrachters zelfs. Ze serveren koffie, eten, doen de afwas in restaurants, maken schoon, bouwen huizen, halen het vuilnis op en zorgen dus voor de tuin.

 

Vaak wonen ze niet in Santa Barbara zelf, maar net even buiten de stad, daar waar het goedkoper leven is. Zo gaat het er overal aan toe in dit zuidelijke gedeelte van Californië. Soms maken ze plannen om terug te keren naar Mexico. Ooit, als ze met pensioen gaan. Zoals Salvador, die zegt later voor een appel en een ei een huis te kunnen kopen in zijn geboorteland. Maar meestal blijven ze, want hallo, ze zijn gewoon Amerikaan he. Net zo Amerikaans als degene wiens tuin ze onderhouden.